President van de Week: Jimmy Carter (1977-1981)

02-10-2012 15:00


“I’ll never tell a lie”, sprak Jimmy Carter bij zijn presidentsverkiezingen in 1976. Hij was een goedwillende, sociaal en christelijk bewogen man. Hij bleek alleen niet opgewassen tegen de enorme problemen waarmee de Amerikaanse economie en de internationale macht in de jaren ’70 te kampen had. Hij wekte de indruk van een dolende president, die niet wist wat hij moest doen.

Jimmy Carter werd geboren op 1 oktober 1924 als zoon van een pindaboer in Plains, Georgia. In 1943 meldde hij zich aan bij de United States Naval Academy. In deze periode kwam hij Rosalynn Smith tegen waarmee hij in 1946 trouwde en vier kinderen kreeg. Twee jaar na het huwelijk kwam hij terecht bij de onderzeebootdienst. Na drie jaar kreeg hij het verzoek mee te werken aan een programma voor atoomonderzeeërs en werd hij boordwerktuigkundige op één van de eerste atoomonderzeeërs.

Van pindaboer tot president
Na de dood van zijn vader in juli 1953 was Carter nodig in het familiebedrijf en diende hij zijn ontslag bij de marine in. Samen met zijn broer Billy, die gedurende zijn latere leven in opspraak kwam vanwege louche zaken in Libië, runde hij de pindaboerderij van zijn vader. Na tien jaar besloot hij de politiek in te gaan en werd hij gekozen in het deelstaatparlement van Georgia. In 1971 werd hij gouverneur van deze staat. Na vijf jaar besloot hij zich als presidentskandidaat verkiesbaar te stellen. Hij beloofde een moreel hoogstaand presidentschap, zoals in de tijd van Wilson. Hij sprak de woorden: “I’ll never tell a lie to the American people!”

Met name door een televisiedebat waar de toenmalige president Gerald Ford stuntelend overkwam, won Carter de verkiezingen en werd hij geïnaugureerd als 39e president van de Verenigde Staten. Hij kwam echter in een moeilijke tijd aan de macht: de Amerikaanse bevolking was gedesillusioneerd door de nederlaag in Vietnam, door het Watergate-schandaal en de ontregelde economie.

Binnenlandse politiek
Carter begon vol goede moed aan zijn taak. Zijn binnenlandse politiek was gericht op structurele verbeteringen en stabilisering van de economie. Hij benoemde meer zwarten, Hispanics en vrouwen in zijn regering dan de mannen die hem voorgingen. Carter verleende deserteurs uit de Vietnamoorlog amnestie, hervormde het ambtenarenapparaat en zette milieu- en mensenrechten op de agenda. De tijd zat hem niet mee. Zo was er sprake van stijgende olieprijzen en had op 4 juli 1979 90 procent van de tankstations in New York geen benzine. Carter werd hier politiek verantwoordelijk voor gehouden. Er was in deze periode bovendien sprake van een hoge inflatie en een grote werkloosheid.

Buitenlandse politiek
Op buitenlands terrein slaagde hij er in Panama de eigendomsrechten van de Kanaalzone terug te geven, wat hem op felle kritiek van de Republikeinen kwam te staan. Een Republikeinse senator sprak zelfs de woorden: “We hebben de Kanaalzone eerlijk gestolen, dus waarom zouden we het prijsgeven?” Daarnaast normaliseerde hij de betrekkingen met China en sloot in september 1978 de Camp-David akkoorden met de Egyptische president Anwar al-Sadat en de Israëlische premier Manacham Begin. Het vredesakkoord tussen de twee landen werd in het buitenverblijf van Carter tot een goed einde gebracht. Een antwoord op het Palestijnse vraagstuk kwam er niet.

Betrekkingen VS en de SU
Carter oogstte bij zijn bondgenoten weinig lof en bij sommigen zelfs irritatie door zijn moraliserende nadruk op de naleving van de mensenrechten. President Carter en secretaris-generaal Brezjnev tekenen op 18 juni 1979 nog wel het SALT II verdrag. SALT II was een tweede ronde van gesprekken die plaatsvond tussen de VS en de Sovjet-Unie tussen 1972 en 1979 om het aantal nucleaire wapens te beperken. Maar tot een verdere verzoening tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie kwam het in deze periode niet. Nadat de Amerikaanse ambassadeur in Kaboel was vermoord en de Sovjets in 1979 Afghanistan waren binnengevallen, was een toenadering tussen de machtsblokken slechts ijdele hoop en was er sprake van het einde aan de detente tussen Oost en West.

Gijzeling Amerikaanse ambassade Teheran
In deze periode trad ook een ander probleem op. Sinds 1953 was in Iran shah Reza Pahlevi aan de macht, die een bondgenoot van de Amerikanen was. In 1977 kwam een groep studenten in opstand tegen het regime van de Pro-Westerse sjah. Ze eisten een staat waarvan het islamitische karakter duidelijker naar voren kwam. In 1979 explodeerde de situatie. De Sjah was het land ontvlucht naar de VS en Khomeini was op 1 februari 1979 teruggekeerd. Verschillende Iraanse studenten bedachten een plan om de Iraanse Revolutie te steunen en besloten over te gaan tot het gijzelen van de Amerikaanse ambassade. Er werden 52 personen van het diplomatieke personeel gegijzeld die 444 dagen gevangen werden gehouden. De gijzelnemers eisten onder andere de uitlevering van de op dat moment in de Verenigde Staten verblijvende sjah. In april 1980 gaf Carter opdracht voor een militaire reddingsoperatie ‘Operatie Eagle Claw’. Deze reddingspoging in het verkiezingsjaar mislukte faliekant en veel kiezers waren gefrustreerd over deze internationale vernedering.

Verkiezingen 1980
Bij de verkiezingen van 1980 verloor Carter de strijd dan ook van de Republikeinse oud acteur Ronald Reagan. De gijzelaars kwamen uiteindelijk vrij door diplomatieke onderhandelingen. Op 19 januari 1981 werden de Akkoorden van Algiers gesloten die het einde betekenden van de gijzeling van de 52 personen die al 14 maanden zaten opgesloten binnen de ambassademuren. De Amerikaanse president Carter was op dat moment al afgetreden en Reagan had het stokje overgenomen. Desalniettemin gunde Reagan het Carter om de vrijgelaten gijzelaars uit Teheran op te halen.

Nobelprijs voor de Vrede
Na zijn aftreden keerde Carter terug naar Georgia waar hij in Atlanta het Carter Presidential Center oprichtte. Het centrum is inmiddels in 60 landen actief op het terrein van mensenrechten en gezondheidszorg. Carter trad verder op als bemiddelaar bij conflicten tussen staten, zoals Noord- en Zuid-Korea. Deze activiteiten voor vrede en mensenrechten dwongen meer respect af dan zijn presidentiële optreden had gedaan. Carter ontving hier in 2002 de Nobelprijs voor de Vrede voor.

Marianne van Exel is hoofdredacteur van IsGeschiedenis.nl, het weblog dat dagelijks historische achtergronden bij het nieuws biedt. Dit artikel werd tevens daar gepubliceerd.